Of diepe geothermie op een bepaalde plaats al dan niet economisch rendabel is, hangt vooral af van geologische factoren. Welke temperatuur is nodig? En is op de diepte met de gewenste temperatuur ook voldoende water aanwezig dat bovendien vlot kan opgepompt worden?
België heeft een erg gevarieerde geologische ondergrond met gesteenten van verschillende ouderdom, gaande van harde gesteenten van ongeveer 500 miljoen jaar oud tot recente sedimentaire afzettingen. Deze afzettingen bestaan uit heel wat lagen met een verschillende samenstelling, korrelgrootte en verharding. En dus is ook de waterdoorlaatbaarheid van deze afzettingen verschillend. Is de doorlaatbaarheid te laag, dan is de winning van aardwarmte niet mogelijk.
De onderste grens voor rechtstreekse toepassingen van aardwarmte is ongeveer 25°C. Hiervoor moeten we in België zo’n 500 meter diep boren. Op deze diepte komen er enkel watervoerende lagen met een goede doorlatendheid voor in de Kempen. In het uiterste zuiden van West-Vlaanderen komt ook een goed waterdoorlatende laag voor, maar helaas dikwijls op een (te) beperkte diepte.
Voor temperaturen van 40°C en meer komen er enkel geschikte grondwaterlagen voor in het bekken van de Kempen, in het uiterste noorden en noordoosten van Antwerpen en Limburg alsook onder het steenkoolbekken van Henegouwen.
De ondergrond in de rest van België wordt grotendeels gekenmerkt door harde gesteenten of dikke pakketten klei. Deze verhinderen de vorming van diepe grondwaterlagen en maken dus ook ‘klassieke’ geothermische toepassingen onmogelijk. Op deze plaatsen kan een oplossing gezocht worden in andere systemen zoals Hot Dry Rock.en Verticale warmte sonde – zie hier.